Lyonesse, al zevenhonderd jaar een stabiel koninkrijk, Grensend in het oosten aan het uitgestrekte mystieke woud Tantrevalles met zijn vreemde wezens en magische invloeden. In het westen grensde het deels aan Tintzin Fyral, het mini koninkrijk dat de westelijke passen afschermde maar geen gezag erkende van wie dan ook en deels grensde Lyonesse aan de Golf van Cantabrie (atlantische oceaan) richting het oude Brittannie.
Dit zijn de gouden eeuwen waarin de mens zich ontworstelde aan zijn mystieke achtergrond. Een tijd waarin elfen floreerden in hun onsterfelijkheid en met hun toenemende bizarre eigenschappen, hun perverse ideeen en uitzonderlijk gemene inborst. Een tijd waarin trollen door het woud struinden, verkrachtend, zich verlustigend aan alles wat bewoog en soms zelfs aan niet levende dingen. Menseneters die die de Oude Straatweg -de aorta van Lyonesse die het koninkrijk verbond met Noord en Zuid Ulfland, dwars door het woud Tantrevalles- onveilig maakten en reizigers dwongen tot verregaande maatregelen om het Woud te doorkruisen.
Een tijd waarin moraal, normen en waarden en sociale grenzen in het niets leken op de mensenwereld die uit deze tijd geboren zou worden.
Koning Casmir regeerde met harde hand over zijn uitgestrekte koninkrijk. Een welvarend land dankzij zijn constante intrige’s en niet aflatende poginegen zijn buurlanden te veroveren. Een land dat constant op de voet van oorlog leefde en waarin iedere vorst op het continent aanspraak maakte op Troon Evander maar lijdzaam moest toezien hoe Casmir deze zichzelf had toegekend en hem de spirituele leider maakte van het continent.
Casmir was een stugge rijzige man, een nette witte baard, 2 meter lang, gespierd en zwaarlijfig. Immer gekleed als de vorst die hij diende te zijn. Idereen van oost naar west was bang voor deze vorst die met een simpele knik van zijn koninklijke hoofd mensen liet ombrengen of inde kerkers liet opsluiten.
Zijn Koningin Sollace was van een totaal ander slag. Mooi, fragiel en ziekelijk. Uitgehuwelijkt aan Casmir uit politiek oogmerk en vanaf het begin een ongezonde liefdeloze echtenis.
Een maal per maand bracht Casmir Sollace een bezoek in haar torenkamers om de echtelijke plicht te volvoeren. Het ranke lichaam van de verveelde Sollace verdween dan onder het zwaarlijfige strijderslichaam van haar ongeinteresseerde gemaal en ze wachte tot hij goed en wel een paar minuten met haar bezig was alvorens ze een vinger bevochtigde en hem in zijn koninklijke aars drukte. Het effect plezierde hen beiden aangezien het prinselijke zaad zich dan snel in haar tochtige spelonken persde en het echtpaar ieder zijns weegs kon gaan. de plicht was vervuld, voor beiden en steeds terugkerende ergenis maar een plicht toch zeker, want er moest een zoon komen.
Veel liever liet Sollace zich willoos door haar hofhouding verwennen. Aangezien ze vrijwel altijd verveeld was en in hoge mate depressief, waren de uitspattingen die voor haar verzonnen werden haar enige vluchtweg uit de schrijnende realiteit.
De adelijke dames van haar hofhouding waren hoofdzakelijk constant op zoek naar nieuwe methoden om hun Koningin te behagen. Hetzij actief, hetzij passief.
Uiterard waren de adelijke dames geselecteerd op uiterlijk en het was een bizar gezicht om ze allen te samen zien. Zonder uitzondering waren ze lang en mollig. Grote borsten en brede heupen. Precies zoals Sollace dat verlangde want stel je voor dat een van hen mooier zou mochten zijn dan zijzelf.
Sollace had een voorkeur voor vrouwen in haar enorme bed. Het maakte haar niet uit of de hofdames dit zelf ook prettig vonden of niet, ze konden niets anders dan zich beschikbaar stellen voor haar bizarre grillen en iedere dame wist precies hoe het was om om aan die grillen te moeten voldoen, hoe de hemelse shcat van Sollace rook, hoe haar vocht smaakte. Allen wisten ze precies hoe groot de uiteen lopende voorwerpen moesten zijn om de koninklijke anus op te vullen en hoe diep dat kon. Niemand ontkwam aan de drie dagelijkse toiletgang van Sollace en eenieder zat meerdere keren per week bij toerbeurt met de mond open te wachten tot het de Koningin behaagde haar blaas in hun slikkende keeltjes te legen.
Dagelijks werden er nieuwe spellen bedacht, dienaren opgeroepen of het land afgestruind om boerenjongens en meisjes mee te nemen voor de spelletjes waarvan de Hofdames hoopten dat ze de Koningin zouden behagen.
Maar een zoektocht was constant. Stad en land werd afgezocht naar mannen die op de vader van Sollace leken.
Vrijwel ieder koninkrijk werd geregeerd door adelijke families die doormiddel van inteelt zichzelf in stand hielden. In het koninkrijk van Dascinet waar Sollace vandaan kwam was dat niet anders en Sollace was het product van een perverse relatie tussen haar vader en haar eigen zuster. Haar moeder was haar eigen zus en als klap op de vuurpijl was haar vader, Koning Dorcus, met haar een sexuele relatie begonnen drie jaar voordat ze zou worden uitgehuwelijkt aan Casmir.
Deze drie jaren waren voor Sollace haar gouden jaren. Zeer gewillig had ze zich overgegeven aan haar wellustige vader, vaak samen met haar moeder/zuster en hadden ze onuitsprekelijke wandaden tegen het fatsoen en de redelijkheid begaan.
Maar voor iedere Koning was macht en expansie drift het belangrijkste en hij had dan ook niet geaarzeld Sollace uit te huwelijken, onder dwang, ondanks haar vele smeekbeden. Een relatie met Lyonesse overtrof zijn stoutste dromen en in zijn fantasie zag hij zijn zoon al op troon Evander zitten als hij het goed aanpakte.
Het gemis van haar vader en de leegte van haar liefdeloze bestaan deed haar krampachtig zoeken naar mannen die op haar vader leken. Door de jaren heen werden talloze mannen uit het land ontvoerd en aan haar gepresenteerd. De hofdames hadden inmiddels wel geleerd hem eerst zodanig te kappen en kleden dat hij zoveel mogelijk op haar vader leek. Zelfs zijn gedrag werd geoefend en besproken, niets mocht aan het toeval worden overgelaten want als het een teleurstelling werd dan was er nog genoeg ruimte in de kerkers en als ze het echt wisten te verpesten dan was er altijd nog Belwig, de hofbeul.
Deze mannen waren de enige mannelijke bedpartners van Sollace (op Casmir na, maar dat was alleen maar een koninklijke verplichting)en voor de rest hield ze zich bij vrouwen. de hofdames, kamermeisjes, moeders van kamermeisjes, boerinnen en bij hoge uitzondering elfjes maar die waren zo onberekenbaar en vals en Sollace was bang voor hun magie. Twee jaar geleden hadden haar jagers een elfenmeisje weten te vangen, 150 jaar oud volgens eigen zeggen maar een prachtig rank lichaampje, enorm grote groene ogen, een gemene mond en puntoren die als bij een hond heen en weer bewogen, ze zag er zo jong uit ondanks haar leeftijd en Sollace had het kleine gezichtje stevig tegen haar vulva gehouden terwijl Belwig de beul zijn enorme paal in het kleine ranke lijfje had geramd. ze was heerlijk klaargekomen op dat gezichtje terwijl ze opgewonden toekeek hoe de monsterlijke pik van Belwig zich in en uit haar smalle achterwerkje bewoog.
Het elfje had het zwijgend ondergaan, laconiek haast en ze hadden haar uiteindelijk bij het vuil geworpen en dachten dat ze er klaar me waren.
Een week later kwam het elfje terug naar het kasteel, nog steeds moeilijk lopend en sprak bij zowel Sollace als bij Belwig betoveringen uit.
Twee dagen later ontdekte Koningin Sollace dat er een niet aflatende jeuk in haar achterwerk ontstond. wat ze ook deed, hoe vaak ze zich ook liet krabben, hoeveel zalfjes er ook op werden gesmeerd het bleef een gekmakende jeuk, de hele dag door. Tot bloedens aan toe werd er gekrabt door doktoren en kamermeesteressen. het ene experiment met haar flammende anus na het andere en ze ontdekten uiteindelijk dat voorwerpen groter dan wat haar anus aankon de nodige verlichting bracht.
Binnen een week was haar anus zodanig uitgerekt dat ze bang was dat er niets meer over zou blijven van haar koninklijke gatje en uiteindelijk begon ze een uitputtende klaagzang bij Casmir.
Casmir interesseerde zich in het geheel niet voor haar problemen maar werd zo ziek van haar weeige geklaag dat hij uiteindelijk de jagers die het elfje gevangen hadden ontbood, hen op weg stuurde met een peleton soldaten en drijgden de Schoei van de elfjes met de grond gelijk te maken en de elfen vorst te vierendelen als de betovering niet werd opgeheven.
De betovering werd uiteindelijk opgeheven. Sollace genas, haar anus werd weer glad maar hij zou nooit meer tot de oorspronkelijke proporties terugkeren en de Koningin moest lijdzaam accepteren dat winderigheid vanaf dat moment haar keurmerk zou worden.
Helaas voor Belwig waren ze vergeten zijn betovering op te laten heffen en de beul zou moeten leren leven met een danig geslonken penis, volzittend met enorme harige wratten en een anus die zo gekrompen was dat hij per dag minstens 2 uur moest toileteren, zijn ontlasting door het piepkleine gaatje persend tot de aderen in zijn nek en hoofd op uitbarsten stonden en de wratten, net genezen van de laatste keer openknapten en een walgelijke geur afgaven terwijl gele purs zijn harige voeten bedekten en een onbeschrijfelijke jeuk met zich mee brachten.
Koning Casmir was zich hier niet van bewust, voor zover het hem al interesseerde. Zolang Berlig koppen deed rollen en schedels deed splijten vond hij het allang best.
Zijn maandelijkse copulatie met Sollace deed hem niets, zij was simpelweg degene die een zoon moest produceren. Verder was ze een ornament voor hem, degene die naast hem zat aan tafel, in de koets als ze door de landerijen parradeerden en degene die de vrouwen van zijn gasten moest bezighouden terwijl hij snode plannen smeede met zijn medestanders.
Voor de rest was ze een zeurdrige entiteit, nooit tevreden en veeleisend. zijn lust voor haar was jaren geleden al verdwenen, een lust die bij hem toch al niet echt aanwezig was. Casmir hield zich liever bezig met intrige’s, infiltratie, spanningen opbouwen in grens gebieden, moordenaars instrueren en vrienden maken in andere koninkrijken om ze op ieder gewenst moment de rug toe te draaien en een doodsteek te geven.
De weinige keren dat hij een ontlading nodig had vanwege zijn stressvolle bezigheden ontbood hij simpelweg de eerste de beste dienstmeid of staljongen, jong, oud, het maakte hem niet uit. De ontlading was zijn doel en Casmir was zeer doel gericht.
Het enige waar je hem op zou kunnen vastpinnen wat betrefd sexuele voorkeuren was dat hij macht moest kunnen uitoefenen. Zijn kamerheer zocht dan ook onwillige slachtoffers, meiden of jongens die om wat voor reden dan ook niet wilden. Vaak een pasgetrouwd dienstmeisje dat haar eerste nacht met haar nieuwe man nog moest delen terwijl de arme man gedwongen werd toe te kijken hoe de koninklijke zuil de jmerende meid ontmaagde. Of een dochter die zojuist geslachtsrijp was geworden en dus zeer waardevol voor de familie om uitgehuwelijkt te worden, Casmir verlustigde zich aan hun ellende.
Maar vaker nog was dat allemaal teveel moeite en nam hij ter plekke een dienstmeid van achteren, liet zich afzuigen door een lakei op de overloop, nam een boerinnetje in haar hooiberg terwijl zijn soldaten de familie op afstand hielden.
Er waren drie dames in zijn hofhouding die hij niet overheersde. Sollace, zijn Koningin om de bekende redenen, zijn kamermeisje die, hoewel ze sinds zijn 18e levensjaar zijn kamermeisje niet meer was met regelmaat werd ontboden in de koninklijke slaapvertekken. Solunde heette ze en ze had hem ter wereld gebracht, hem opgevoed, ver weg van zijn ouders die vrijwel totale onbekenden voor hem waren geweest en Solunde was voor Casmir een moeder geweest, een zuster, een diensmeid en bedpartner vanaf het moment dat hij zich daarvoor begon te intereseren.
Solunde was nu oud, tegen de zestig schatte Casmir maar nog steeds gleed haar wulpse lijf bij tijd en wijle onder zijn lakens en plezierde ze haar koning in hoge mate want alleen Solunde wist hoe ze hem kon kalmeren, bevredigen en opwinden.
En de derde dame was Madouc, zijn dochter. Overheersen was zijn dicipline, hij moest overheersen, hoe dan ook, op het slagveld, in de raadskamer en in het koninklijke hemelbed maar bij madouc was dat ongebonnen werk.
En dat frustreerde hem mateloos aan Madouc, zijn dochter, de doorn in zijn oog. Als het om overheersen ging dan stond hij machteloos tegenover zijn dochter. Niet omdat hij zo van haar hield en haar alles gunde wat ze maar wilde, integendeel. Hij verwijtte haar dat ze als meisje ter wereld was gekomen en beschouwde haar als een noodzakelijk kwaad. Een losgeslagen betovering waar geen magier iets aan kon doen want madouc was Madouc…….
Niets bracht haar uit haar evenwicht, zijn vele straffen als ze weer iets verkeeerd gedaan had deerden haar niet. Ze lachte om de pijn die hij haar bezorgde in zijn machteloosheid en ze ging haar eigen weg, ongevoelig voor wat of wie dan ook.
Madouc was half elf half mens. Het product van een korte maar hevige relatie tussen Casmir en Twisk, een elfen vrouwtje van een betoverende schoonheid, met golvende lavendelblauwe lokken, groene nagels en grote schuinse ogen, altijd half geloken en met een duivelse blik de wereld bekeken. also ze constant op zoek was naar haar voldende slachtoffer.
Casmir was tijdens het jagen op een gruwelijk tafereel gestuit, een enorme harige trol had een elfje weten te overmeesteren, op zich al een wonder, en was juist bezig zijn monsterlijke geslacht tegen het kleine elfen lijfje te persen, zijn wrattige hand om haar keel geknepen, haar kleine polsjes in zijn andere hand, grommend, dampend, stinkend en scheten latend probeerde de trol haar te nemen.
Normaliter had Casmir gewoon doorgereden, het waren zijn zaken niet en hij kon zo niet gelijk zeggen of de twee geliefden waren of dat het een verkrachting was. Elfen vrouwtjes staan erom bekend dat ze ieder levend wezen tot sexuele waanzin kunnen brengen en gemeenschap zoeken bij alle vormen van leven als het hun zo uitkomt maar vaker nog er plezier in hebben om anderen gek te maken, uit te dagen, te verleiden om ze op het laatste moment een gemene poets te bakken.
Twisk had dit keer niet opgelet en voor ze het doorhad was ze overrompeld door de trol en drukte hij een bijenkorf diep tussen haar kaken in zodat ze geen betovering over hem kon uitspreken.
Ze had deze trol al vaker met haar gemene grappen bestookt, het feit dat zijn anus op de plek van zijn mond zat en zijn mond naar adem happend tussen de harige billen uitstak was daar wel genoeg bewijs van en de argumentatie van de trol was toch zeker zeer redelijk te noemen toen hij haar zijden kleedje van haar ranke lijfje af had gescheurd en zijn enorme eikel tegen haar dunne spleetje aan persde.
Koning Casmir echter was op zoek naar magie en was tot nu toe niet geslaagd het juiste magische wezen te vinden voor zijn duistere plannen.
Hij beval dan ook zijn soldaten de trol aan te pakken met als argument dat dit toch zeker niet zomaar kon zo open en bloot in de open lucht, zoek dan tenminste een grot of iets soortgelijks.
De trol lag al snel in 12 stukken gehakt verspreid over het grasveld, zijn afgehakte hoofd brulde van woede en schreeuwde misselijkmakende verwensingen aan het adres van de koning die volgens hem totaal geen onderbouwingen had aangevoerd voor zijn daden maar ze negeerden hem en het afzichtelijke trollen hoofd begon zich uit de voeten te maken door met zijn lange eeltige tong grashalmen te omvatten en zich er aan op te trekken, stukje bij beetje de bossen in te glijden, mompelend, verontwaardigd en zeker niet zonder goede reden.
Dit alles interesseerde Casmir niet in het minst. Hij keek neer op Twisk die met een schuine brutale grijns naar hem opkeek. Elfen hebben niet zoveel met lichaams lengten en deze keer kwam ze tot zijn middel, haar oortjes zwiepten geagiteerd heen een weer, haar borstjes met de groene tepeltjes stonden fier naar voren en een hand afwachtend op haar wulpse dijbeen hield een klein mes vast, voor het geval dat.
Twisk was in het geheel niet onder de indruk van de koning en zijn gevolg, sterker nog ze vond al die drukte maar niets, waar bemoeide Casmir zich eigenlijk mee?
Casmir, behoedzaam zoals je altijd moet zijn rond elfen bekende dat hij met voorbedachte rade had gehandeld. hij was haar magie van node en of zijn hem van dienst zou kunnen zijn of haar hele schoei zou met de grond gelijk gemaakt worden.
Twisk haalde haar schouders op, haar schoei kon haar gestolen worden, de elfenschoei was voor haar een constante irritatie. Koning Wone had zijn elfen niet onder de duim en was een onzekere vorst met gemene trekjes en luie tovenarij die hun het mikpunt van spot maakten bij de andere schoeis.
Maar Twisk was wel in voor een nieuwe grap, ze stelde de koning voor in ruil voor haar tovenarij een kind ter wereld te brengen, een bastaard kind van koninklijke bloede met halfbakken magie en sterfelijk. Dat vond Twisk een smakelijke grap en ze fantaseerde al hoe het kind eindeloos op zoek zou gaan naar zijn afkomst en radeloos werd aangezien alleen elfen een schoei konden ontwaren in de nevelen van het woud.
Zo gemeen waren elfe dus voor het geval u het nog niet doorhad. Casmir vond het prima, als hij zijn doel maar berijkte en de komende dagen bivakkeerden de twee in het woud, beschermd door soldaten en gaven zich over een hun lust gevoelens.
Twisk was 340 jaar oud wist ze hem te vertellen, een jonkie nog volgens hun maatstafen. Haar lijfje kon Casmir wel bekoren, ze was flexibel, behendig, fragiel en hard tegelijk. Haar oogverblindende schoonheid was op zijn best als zij tot een hoogtepunt kwam, dan straalde ze en brak de zon door. Casmir was korstondig betoverd, all haar grillen werden gehonoreerd. zijn koninklijke billen deden pijn na twee dagen van haar vingers en vuistjes. zijn stam had het ook zwaar te verduren want een betovering zorgde er voor dat hij altijd stijf was of in ieder geval half stijf als hij net was klaargekomen.
Het ranke lijfje kon verassend veel verdragen. Casmir’s redelijk forse geslacht kon moeiteloos in haar verdwijnen, haar buik bolde wel op als hij zijn erectie tot de ballen in haar drukte en ze konden duidelijk de vorm van zijn paal zien zitten onder de huid van haar buik en het was een lachwekkend gezicht als Casmir daar stond met zijn rijzige gestalte op de open plek en het kleine elfen lijfje op zijn paal gespiest terwijl het vrouwtje met een waanzinnige blik in haar diepe ogen op hem in pompte.
En zo vlogen de dagen om. hij had haar overal genomen, was zelf nogal misbruikt geweest door haar vond hij met enige wroeging en de schrammen en wonden op zijn lichaam hadden nog dagen nodig om te genzen maar uiteindelijk was het dan zover.
De bevruchting vond plaats op de laatste avond, Twisk bovenop Casmir geplant, haar ronde billetjes op en neer bewegend, zijn glanzende paal in en uit haar knijpende kutje bewegend en Casmir vol bewondering vom haar schoonheid, de borstjes waar soms spontaan melk uit stroomde, haar perverse mond in een wellustige grijns, haar ogen half geloken met een vuur in haar blik waar Casmir soms een beetje bang voor werd.
Toen Casmir in het elfen lijfje begon te spuiten hief Twisk haar armen naar de hemel, riep de maan aan in haar eigen elfentaal, sprak spreuken die hem hoofdpijn bezorgden en persde ze haar slanke lijfje geweldadig op zijn spuitende pik.
Toen zijn pik in haar buik begon te slinken sloeg ze met haar nagels in zijn borstkas, rode bloederige strepen ontstonden en ze lachte hem midden in zijn gezicht uit.
“het is geschied Casmir de gebrekkige!” lispelde Twisk terwijl ze zich met een zuigend geluid van zijn pik ontdeed, rechtop ging staan en giechelend naar beneden keek naar de enorme sroom zaad dat uit haar licht groene schaamlippen naar buiten stroomde.
“smerig zaad van een smerige koningh” grinsde ze, “de vrucht van mijn schoot is nu al gedoemd, Uw zult uw kind bij de volgende maan aan uw poort kunnen verwachten, wee U gebeente dat u niet voor het kind zorgt duivels gebroed!” Haar ogen schoten vuur en zesprak een bezwering over hem uit. Madouc zou het gedrocht van hun walgelijke vereniging heetten, Ongeluk voor Casmir als Madouc verstoten zou worden voor haar 18e verjaring, geluk en voorspoed alsmede een grotere kans om Troon Evander als Casmir het zou weten op te brengen Madouc te gedogen.
Dit nieuws verheugde Casmir zodanig dat hij bij hun koele afscheid helemaal was vergeten te eisen dat ze hem hielp met haar magie. Troon Evander! dit was te mooi om waar te zijn. Laat Madouc een afzichtelijk gedrocht zijn, het kon hem niets schelen, hij zou haar tot haar 18e verjaring gedogen, maar ook geen dag later. dit was een makkie voor een vorst van zijn magnitude.
Een ieder die weet hoe halflingen zich gedragen weten ook dat Casmir er nog vaak spijt van zou hebben. Zeker omdat hij niet zeker kon weten of de voorspelling van Twisk ook echt waar was of dat ze hem gewoon een verschrikkelijke poets had gebakken.
Casmir kon echter niets anders dan afwachten en lijdzaam toezien hoe Madouc opgroeide tot wat ze nu was. Onhandelbaar, eigenzinnig, gemeen en poeslief en een ongrijpbare entiteit in zijn toch al moeizame leven. vond hij zelf.
Meer hierover in het volgende deel genaamd Madouc.
Nerulf Faurfisk.
Bizarre Sprookjes - Lyonesse,
Recente reacties