“Heeft iemand nog iets voor de rondvraag?” De aanwezige collega’s schudden één voor één van nee terwijl Jan met zijn wijsvinger de kring afliep. De rondgang stokte toen hij was aangekomen bij de aantrekkelijkste dame van zijn team. “Heb jij nog iets voor de rondvraag, Susan?”
“Eh, nee, ik heb niets meer,” schrok Susan op uit haar gedachten. Ze had van het hele ochtendoverleg maar weinig meegekregen, gefixeerd als ze was geweest op de aangename tinteling tussen haar benen. Ze moest al enige tijd plassen, en dat maakte dat ze zich temidden van haar overwegend mannelijke collega’s extra sexy voelde. Gloeiend van opwinding over haar persoonlijke geheimpje had ze haar aandacht niet bij de ellenlange verhandelingen van haar collega’s kunnen houden.
Ze wist dat het een rare afwijking was, maar sinds ze in de auto een keer onbedoeld de controle over haar blaas had verloren, was plassen voor haar onlosmakelijk verbonden met seksuele spanning. En daar genoot ze met volle teugen van: niet alleen als ze midden op straat, beschermd door een lange jas, stiekem haar urine liet lopen, maar ook als ze op het werk een toiletbezoek nog even uitstelde.
Telkens nadat ze zich met haar vreemde hobby in de nesten had gewerkt en ternauwernood was ontsnapt aan een publieke vernedering, had ze zich kortstondig voorgenomen zich voortaan weer als een grote meid te gedragen. Maar steeds had ze binnen de kortste keren weer hevig verlangd naar de tomeloze opwinding die een volle blaas bij haar teweegbracht. Wel was ze wat voorzichtiger geworden: ze ging nooit meer met aandrang de auto of een lift in, en hield haar plas alleen op als er een toilet onder handbereik was.
Op weg naar haar werkplek liep Susan even langs de damestoiletten. De nood was nog niet extreem hoog, maar om zometeen geconcentreerd te kunnen werken kon ze nu toch maar beter even de druk van de ketel halen.
Susan wilde net gedachteloos naar binnen lopen toen ze zag dat de ingang van de toiletruimte met een rood-wit lint was afgezet. Binnen waren werklieden bezig nieuwe toiletrolhouders en zeeppompjes te monteren. Eén van de mannen zag haar in de deuropening staan. “Sorry schoonheid,” zei hij met een knipoog, “je zult even naar een andere verdieping moeten, of het een half uurtje moeten ophouden tot wij klaar zijn.”
Omdat ze het nog best een half uurtje kon volhouden, en ze bovendien de gedachte niet kon verdragen dat de monteur haar van een zwakke blaas zou verdenken, besloot Susan niet de trap naar boven te nemen, maar gewoon aan het werk te gaan. Even later zat ze onverrichter zake op haar werkplek en pakte ze het eerste dossier van die dag erbij.
Susan keek naar het lege bureau aan de andere kant van de kantoortuin. Alice had twee weken geleden ontslag genomen. De officiële lezing was dat ze toe was aan een andere uitdaging, maar de hele afdeling wist wel beter: sinds ze het opgesloten in een lift in haar broek had gedaan, had Alice zich op kantoor niet meer op haar gemak gevoeld. Hoewel slechts enkelen achter haar rug om waren blijven smoezen over de vernederende toestand waarin ze onder het oog van de halve kantoorbevolking huilend de lift was uitgestapt, moest ze hebben aangevoeld dat iedereen voorgoed met andere ogen naar haar zou kijken. Hoe goed ze haar werk ook was blijven doen, ze zou altijd dat meisje zijn gebleven dat als een kind in haar broek had geplast. Chef Jan had blijkbaar alle begrip gehad voor haar vertrek, want hij had haar niet aan haar opzegtermijn gehouden.
Medelijden en afgunst streden bij Susan om voorrang als ze aan Alice dacht. Medelijden omdat ze voor het oog van haar collega’s was afgegaan, afgunst omdat ze in al haar kwetsbaarheid het hart van knappe teamgenoot Bart leek te hebben veroverd. Hoewel een officiële mededeling was uitgebleven, had het er alle schijn van dat Alice en Bart nu een stelletje waren. Hoewel ze blij was dat een vernedering haar bespaard was gebleven, vroeg Susan zich af wat er zou zijn gebeurd als Bart iets had gemerkt toen ze naast hem in de auto in haar broek had geplast.
Ongemakkelijk schoof Susan heen en weer in haar stoel. Slechts vijfentwintig minuten waren er verstreken sinds ze zich met een beheersbare aandrang achter haar bureau had genesteld, maar in die korte tijd was haar blaas steeds meer om aandacht gaan schreeuwen. Klaarblijkelijk waren de twee koppen thee die ze bij het ontbijt had gedronken, nu pas goed ingedaald. Omdat ze er niet in slaagde zich op haar werk te concentreren, besloot ze nu toch maar naar de wc te gaan. Als die op deze verdieping nog steeds was afgesloten, zou ze wel even naar boven lopen.
Toen ze uit haar stoel was opgestaan, merkte Susan pas écht hoe nodig ze moest plassen. Ze zou het niet al te lang meer kunnen ophouden! Haastig beende ze in de richting van de gang. Op dat moment werd ze opgeschrikt door het doordringende geluid van het brandalarm. Een mannenstem deelde via de intercom in twee talen mee dat vanwege een ontruimingsoefening iedereen het pand zo snel mogelijk diende te verlaten. Voor haar collega’s uit snelde Susan de afdeling af.
Op de gang trof Susan een vrouw in een geel hesje van de bedrijfshulpverlening. Blijkbaar was die op de ontruiming voorbereid geweest, want ze was nu al ijverig bezig de toiletruimtes te vergrendelen.
“Zou ik misschien nog even naar de wc mogen?” vroeg Susan schuchter. Ze had er vreemd genoeg altijd moeite mee tegenover anderen te refereren aan haar natuurlijke behoeften.
“Nee, het spijt me,” zei de vrouw, terwijl ze resoluut haar sleutel uit het slot trok. “Alle ruimten waarin zich niemand meer bevindt, moeten direct worden afgesloten.” Aan de strenge blik in haar ogen zag Susan dat de dame vast van plan was zich aan haar opdracht te houden. Susan voelde zich wit wegtrekken. Ze moest verschrikkelijk nodig plassen, en het verlossende toilet was opeens onbereikbaar. De prettige opwinding van daarstraks had plaats gemaakt voor paniek.
Omdat de liften in geval van calamiteiten niet mochten worden gebruikt, werden alle medewerkers naar het trappenhuis gedirigeerd. Susan sloot aan in de lange stoet collega’s, die, veel te langzaam naar haar zin, al keuvelend naar beneden sjokten. Bij elke trede die ze nam, voelde ze de aandrang om te plassen toenemen. Ze wist inmiddels uit ervaring hoever ze haar blaas kon tergen voordat het misging, en ze had niet het gevoel dat ze nog erg veel speelruimte had. Op elke verdieping loerde ze op een kans om stiekem uit de rij te ontsnappen en snel de wellicht nog niet afgesloten damestoiletten in te schieten. Maar de collega’s van de bedrijfshulpverlening namen hun taak uiterst serieus en bewaakten de uitgangen van het trappenhuis als pitbulls.
Zich concentrerend op het bedwingen van haar overvolle blaas liep Susan naar buiten. Ze kende de verdere procedure van de voorgaande keren: elk team zou zich op een eigen plek aan de zijkant van het gebouw verzamelen, waarna de manager van elk team aan de hand van een namenlijst zou controleren of iedereen aanwezig was. De verzamelplaats van Susans team was het grasveld naast de grote vijver. Susan zag al een aantal van haar collega’s die kant op lopen.
O, wat moest ze nodig plassen! Koortsachtig scande ze het terrein rond het gebouw af, op zoek naar een plekje waar ze ongezien even haar broek kon laten zakken om haar geplaagde blaas van haar overmatige inhoud te verlossen. De grote bedrijfstuin bood niet veel beschutting: hij bestond voornamelijk uit gras, bestrating en een enkel bloemperkje. Haar oog viel op het oude fietsenhok aan de rand van het terrein, een meter of dertig van de stoet collega’s die de tuin instroomde. Het fietsenhok was een overblijfsel van een bedrijf dat vroeger op dit terrein gevestigd was geweest, voordat het plaats had moeten maken voor de kantoorkolos waarin Susan haar dagen sleet. Voor zover ze wist werd het hok nooit gebruikt, omdat er onder het huidige kantoorgebouw een nieuwe fietsenstalling was gerealiseerd. De binnenkant van het fietsenhok was vanaf hier niet te zien. Daar zou ze dus snel even kunnen neerhurken om zich uit haar netelige toestand te bevrijden! Susan maakte zich zo onopvallend mogelijk los uit de meute en liep in de richting van de uit golfplaten opgetrokken keet. Ze prees zich gelukkig dat er niemand anders dezelfde kant op liep. Nog tien tellen en dan zou ze de ingang van de reddende schuilplaats hebben bereikt. Ze bracht haar hand alvast naar de sluiting van haar broek, zodat ze eenmaal binnen geen seconde meer zou verliezen.
“Hé Susan, waar ga je heen?” Bij het horen van haar naam draaide Susan zich instinctief om. Jan wenkte haar met een armgebaar. “Kom mee, volgens het draaiboek moeten we verzamelen bij de vijver.”
Toen ze even later braaf met haar teamgenoten bij de vijver stond, kon Susan zich wel voor de kop slaan. Waarom had ze niet snel een smoes verzonnen om heel even het fietsenhok in te kunnen glippen? Of beter nog: waarom had ze Jan niet gewoon verteld dat ze ontzettend nodig moest plassen? Okee, hij zou waarschijnlijk raar hebben opgekeken als ze hem had verteld dat ze als gezonde, volwassen vrouw niet even een half uurtje kon wachten tot ze weer naar binnen mocht. Maar die gênante situatie viel in het niet bij wat haar nu boven het hoofd hing: als ze ten overstaan van al haar collega’s in haar broek zou plassen, zou ze zich hier nooit meer durven vertonen. Wat was er mis in haar hoofd dat het haar bijna onmogelijk maakte met anderen te praten over iets doodnormaals als haar eigen stofwisseling? Waarschijnlijk was het dezelfde vreemde kronkel die plassen voor haar had gelinkt aan opwinding.
Susan keek naar het fietsenhok dat zojuist nog haar redding had geleken. Inmiddels had zich ook daar een groepje kantoorbewoners verzameld. Er restte haar niets anders dan hopen dat de oefening snel ten einde zou zijn. Ze voelde hoe haar sluitspier werd geteisterd door de oerkrachten in haar binnenste. Met haar handen zogenaamd nonchalant in haar zakken (een voor een dame wat ongebruikelijke pose, zo realiseerde ze zich) probeerde ze ongemerkt zo veel mogelijk tegendruk uit te oefenen. Ze hoopte vurig dat ze de strijd zou kunnen volhouden tot het gebouw weer werd vrijgegeven, al had ze weinig reden tot optimisme. De statistieken spraken in haar nadeel: van de drie voorgaande keren dat ze zich in een dergelijke kritieke situatie had bevonden, had ze driemaal het gevecht tegen de elementen verloren. Dat kreeg je ervan als je keer op keer het lot tartte. Godzijdank had tot dusver alleen een uiterst discrete politieagent haar op haar schande betrapt. Maar nu stond ze op het punt zichzelf te vernederen te midden van tientallen bekenden en honderden anderen. Hoewel dit precies het soort situatie was waarover ze fantaseerde als ze binnen de veilige muren van haar eigen huis in haar broek plaste, nam ze zich voor de zoveelste keer voor definitief te stoppen met haar bizarre liefhebberij.
“Nou, ze hadden een slechtere dag kunnen uitzoeken voor een ontruimingsoefening,” zei Jan, zijn ogen dichtknijpend tegen het felle zonlicht.
Susan trok haar mondhoeken omhoog in een poging iets te produceren dat op een glimlach leek. “Inderdaad, het is geen straf om hier even te staan.” Op het moment dat ze het zei, verslapte voor een ogenblik haar greep op haar bekkenbodem. Prompt voelde ze een kleine hoeveelheid warm vocht in haar onderbroek sijpelen. Geschrokken keek ze omlaag naar het kruis van haar lichtgroene broek. Er was niets te zien. Verbeten spande ze de spieren in haar onderlichaam nog eens extra aan. De druk op haar blaas was immens. Als ze de controle zou verliezen, zo wist ze uit ervaring, zou er geen houden meer aan zijn. Wanneer de stroom eenmaal op gang was, zou hij aanhouden tot haar blaas half leeg was. Tegen die tijd zou haar broek van top tot teen drijfnat zijn. In gedachten zag ze zichzelf al haar ontslagbrief schrijven.
In een poging verdere aanspraak van collega’s te vermijden, liep Susan naar de rand van de vijver. Ze zag een paar vissen wegschieten. Die hebben het maar gemakkelijk, mijmerde ze, ze kunnen de hele dag alles laten lopen zonder dat iemand het merkt. Ze staarde naar haar spiegelbeeld in het water. Ze zag een niet onknappe blondine met een nauwsluitende lichtgroene broek en een modieus wit bloesje, met wie niets aan de hand leek te zijn. Misschien maakte ze zich te druk, en moest ze meer vertrouwen hebben in haar eigen lijf. Maar ze had het nog niet gedacht of ze voelde wederom kortstondig dat bekende warme gevoel in haar kruis.
Schichtig keek Susan naar beneden. Aan de voorkant van haar broek was nog steeds niets te zien. Maar als ervaringsdeskundige wist ze dat de eerste vochtige bewijzen van controleverlies meestal aan de achterkant ontstonden. Ze draaide zich om, zodat ze met haar gezicht in de richting van haar collega’s kwam te staan. Voorzichtig betastte ze haar achterwerk. Haar broek voelde nog droog aan. Maar hoeveel vocht zou haar slipje nog onzichtbaar kunnen absorberen?
Susan keek naar het groepje collega’s dat op enige afstand stond te praten. Was het haar verbeelding, of stond secretaresse Janine naar haar broek te staren? Nogmaals inspecteerde ze de stof rond haar kruis. Die vertoonde nog altijd geen tekenen van vochtigheid. Susan vloekte inwendig toen ze zag dat Janine zich uit het groepje losmaakte en in haar richting liep. Als ze op dit moment íets niet kon gebruiken, was het aandacht van anderen.
“Leuke broek, Susan,” zei Janine, en ze knikte goedkeurend naar het kledingstuk dat Susan wanhopig probeerde lichtgroen te houden. “Maar wel een besmettelijk kleurtje. Zie je daar niet alles op?”
“O, dat valt wel mee. Een witte broek is erger,” antwoordde Susan. Ze kon niet voorkomen dat haar stem enigszins oversloeg terwijl ze uit alle macht probeerde haar protesterende sluitspier in bedwang te houden. Vijftig meter verderop zag ze de BHV’ers met elkaar overleggen. Het leek erop dat het gebouw bijna zou worden vrijgegeven.
“En dat bloesje staat je ook goed,” ging Janine verder, “maar dat is met jouw figuur natuurlijk niet zo moeilijk.”
Susan wilde haar collega bedanken voor het compliment, maar op dat moment ontsnapte een grote scheut vloeistof aan haar tegen elkaar geklemde dijen. Ze voelde haar billen warm worden. In een reflex sloeg ze haar handen beschermend voor haar kruis. Onwillekeurig zette ze een stapje naar achteren…
Terwijl de grote massa zich langzaam in de richting van de ingang begaf, hielpen haar directe collega’s Susan uit de vijver te klimmen. Druipend van het water stond ze even later weer op de kant.
“Wat was dat opeens voor rare manoeuvre?” vroeg Janine bezorgd. “Ik schrok me een hoedje!”
“Ik weet het niet,” antwoordde Susan met het schaamrood op de kaken, “ik was blijkbaar even vergeten dat ik vlakbij het water stond.”
Nagestaard door talloze verbaasde kantoorgenoten liet Susan zich naar binnen begeleiden. Tussen de lachende collega’s zag ze enkele mannen verlekkerd kijken naar haar nu doorzichtige witte bloesje. Hier en daar zag een mobiele telefoon omhoog gaan. Bij bedrijfsborrels zou ze ongetwijfeld nog tot in lengte van jaren aan dit gênante voorval worden herinnerd. Maar het kon haar niet deren: ze was zojuist ontsnapt aan een nog veel grotere vernedering. Terwijl ze haar plas onophoudelijk langs haar benen voelde stromen, lachte ze opgelucht terug naar haar collega’s.
mmmm heerlijk verhaaltje, zullen wij een keertje plassex doen???